Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [37]De weg des luiaards is [38]als een doornheg; maar het pad der [39]oprechten is [40]welgebaand. 37. Dat is, al hetgeen hij te doen, te beschikken en uit te richten heeft. 38. Want gelijk het zeer moeilijk en zwaar is, daar door te gaan, alzo maakt de luiaard zich wijs dat al hetgeen hem te doen staat, zo zwaar is als door distelen en doornen te gaan, en zoekt vervolgens alle verontschuldigingen om aan het werk niet te komen. Vergelijk onder hfdst.26 vs.13. 39. Dezen worden gesteld tegen de luien, omdat de luien onordelijk wandelen en ijdelheid doen, 2 Thess.3:11, ja op eens anders arbeid zoeken te leven en, tot armoede komende, zich tot ongerechtigheid begeven; Ef.4:28. 40. Of, opgehoogd; dat is, effen, licht, gemakkelijk en zonder zwarigheid die den gaanden man enigen hinder of moeite zou mogen voorwerpen.